Laveren tussen de bootjes

We vertrekken rond 08:15 door de sluis. Het is rustig op de rivier en we varen kalm op de motor richting Harwich. Daar begint de zon te schijnen en komt er een beetje wind. We modderen wat aan met de zeilen. Er staat weinig wind en we hebben inmiddels stroom tegen. De wind draait ook iedere minuut 90 graden een andere kant op. Wind weg, motor aan. Wind terug, motor weer uit. Het schiet niet op.

Bij Harwich waar de Stour en de Orwell samen komen komt een grote sleep aan. Een bok met 3 sleepboten en een extra duwboot. Een patrouille boot benadert de nodige zeilscheepjes om nu echt de vaargeul te verlaten. De Engelsen hebben er niet zoveel moeite mee om hun scheepje van 8 meter voor een zeeschip van 300 meter te plaatsen. Of het achteloosheid of roekeloosheid is is nooit duidelijk. Handig is het niet.

Eenmaal buiten de haven trekt de wind aan en wel pal tegen. Net nu we het ‘kanaal’ in moeten. Het is in het begin geen echt kanaal, maar een boeienrij die ons door de ondieptes heen moet loodsen Hemford water op. De Backwaters waar we heen gaan zijn een bekend natuurgebied. Vooral veel modder overigens.. Een paar jaar geleden hebben we hier geankerd en uiteindelijk lagen we in een poeltje water van 2,5 meter diep en om ons heen verder alleen maar modder, modder en modder.

Nu varen we een zijkreek in en gaan we naar Walton-on-the-naze. We varen naar de marina waar alle faciliteiten zijn, want het wordt weer tijd om te tanken (diesel). De zijkreek is de eerste 300 meter betond en dan blijft er alleen nog een stroompje water over met tientallen boten aan moorings willekeurig verdeeld over de kreek zonder enig zichtbaar pad. Geen idee hoe we nu moeten varen.

Onder het motto in het midden zal het wel het diepst zijn manouvreren we om de schepen heen. En we krijgen tegenliggers. De locals weten hoe het moet. Met soms een enkele decimeter ruimte manouvreren ze langs de boten aan de moorings. Ondertussen waait het pittig. Het is een wonder dat ze niets raken. Tussendoor worden we verwelkomd door een zeehond. Dat is dan weer aardig 🙂

Een vaargeul kennen ze hier niet.

Via de marifoon krijgen we een box toegewezen en leggen aan. Het is geen grote haven, maar toch keurig voorzien van faciliteiten. Wel wat ver van de stad. We lopen bijna 3 kwartier om bij de boulevard te komen. Dat hadden we ons kunnen besparen want, hoewel erg druk, is er niets te doen en te zien behalve heel veel schreeuwerige Engelse toeristen.

We lopen iets terug en gaan naar de lokale jachtclub. We hadden hier ook heen gekund, maar dan hadden we moeten wachten tot hoog water. Met onze diepgang is het anders niet te doen. Het geultje is krap en zo te zien onduidelijk betond. We zijn blij dat we voor de marina hebben gekozen. Het haventje is trouwens niet veel soeps. De bijbehorende jachtclub is prima. We drinken er wat op het terras en lopen terug. We hebben in ieder geval onze beweging weer gehad.

Terug op de haven drinken we wat bij het restaurant. Het is best groot en helemaal vol. Als we er aan het begin van de avond terugkomen krijgen we te horen dat ze zo sluiten. Echt vriendelijk zijn ze ook niet. Whatever. Geen terras zo goed als onze kuip. Hoewel?

De kranten schrijven al dagen over een komende hitte, maar hier is het best fris. Daarnaast staat er sinds het einde van de ochtend een pittige windkracht 5. Het is op het randje van guur. We spannen een zeiltje, maar dat werkt matig. We hadden de zeilmakers gevraagd om een kuiptent, maar door omstandigheden konden ze daar niet aan voldoen. Juist nu was dat lekker geweest. Volgend jaar dan maar. Na het eten zitten we al snel binnen.