De molen

We slapen lekker uit en doen het rustig aan. Er lopen op het strand kort een paar mensen, maar daarna is het weer volkomen leeg. Rob blaast de bijboot op en de buitenboord motor gaat erop. Het lukt alleen niet om te starten. ‘Zeg liefje, ik durf het bijna niet te vragen…. maar heb je de benzinekraan open gezet?’ Grrr! Even later varen we het strand op. 

Tja.. werd het nu juist laag of hoog water. Gezien het natte zand waarschijnlijk laag, maar zeker weten doen we het niet. Voor de zekerheid trekken we de boot toch maar flink het strand op. Met de motor erop valt dat toch nog niet mee. Best zwaar.

Daarna lopen we eerst een lang stuk de ene kant op, daarna de andere kant. Het valt ons op dat het vol ligt met dode krabbetjes. Ondertussen zijn er twee boten bij komen liggen. Ze liggen echter ver van ons vandaan. Je hebt nauwelijks in de gaten dat ze er zijn.

Ondertussen hebben we besloten dat we niet naar Oudeschild gaan. Het is daar nu waarschijnlijk ongeveer een kindercamping. Zitten we niet echt op te wachten. We gaan wel naar Den Oever. Daar is tegenwoordig een buitenhaven en daar zal het minder druk zijn.

Het wordt weer grotendeels motoren, al kunnen we een uurtje lekker zeilen. Wel stroom tegen, dus we zijn uiteindelijk drie en een half uur onderweg. En dat voor 10 mijl…

We dachten een biertje te gaan drinken op een terras op een van de welgeteld twee terrassen van Den Oever, maar ze zijn beide dicht. Gezellig dorp…. Eigenlijk is alles dicht. We lopen dan maar naar de Deka markt die wel open is. Daarna terug langs de bezienswaardigheid van Den Oever. De Molen. Ze zijn er trots op. Het hele dorp is uitgestorven (3 mensen gezien, één winkel die open was), maar er is wel iemand druk om de heggen rondom de molen strak en netjes te houden. Dorps trots moet er natuurlijk wel netjes bij staan anders krijg je nooit toeristen .

Terug bij de haven blijkt een van de terrassen nu toch open te zijn. De barkeepster is zeer verbaasd dat we binnenlopen (zijn de enigen), maar al snel hebben we twee koude witbiertjes voor ons staan. Bij betalen willen we pinnen, maar bijna verbaasd worden we aankeken. ‘Neuh, dat kennen we hier niet’. We spreken ons noodfonds voor contante betalingen maar weer aan .

In de haven gaat Rob eerst de bijboot maar eens schoonmaken en de achterkant van de Sponky. Op het strand was Corry in iets gestapt, waar we pas achterkwamen toen ze al in de bijboot zat. We denken iets van een klodder gestolde stookolie vermengd met zand. Het is niet weg te krijgen. Met cleaner van International is het gelukkig wel zo weg. Er blijven hele lichte bruine vlekken achter, maar die zijn bijna niet te zien.

We bellen ook met de Compagnieshaven. We hebben besloten om richting huis te gaan. We kunnen nog naar Medemblik of Stavoren gaan, maar daar komen we al vaak genoeg en we hebben ook nog een najaar. We zijn drie en een halve week onderweg. Het is mooi zo. Wellicht blijven we in Enkhuizen, of niet. Dat gaan we daar besluiten.