Ik (Rob) ben onderweg naar Hoorn. Een vriendin, die in Zwaag woont, is jarig en dat is een mooi excuus om erheen te varen. Corry komt met de auto naar de haven zodat we daar de auto hebben.
Het is heerlijk weer. 10 graden, 9 knopen wind met een knikje in de schoot en een waterig zonnetje. Het is net lente.
Bij de sluis hoef ik niet aan te leggen. Ik kan meteen de sluis in. De middenkikkers die we enige tijd geleden hebben geïnstalleerd bewijzen weer een goede dienst. 10 minuten later vaar ik op het Markermeer weer door.
Ik dacht te moeten kruisen, maar het is prima bezeild. Nabij Hoorn veranderd de koers voldoende om de gennaker erop te zetten. De koers is echter niet optimaal en het blijft trimmen en aanklooien. Inmiddels is de wind ook aardig weggevallen.
Als ik op de plotter kijk zie ik tot mijn verbazing dat het al 13:00 is. Met 3 knopen nog 2,5 mijl te gaan wordt dat wel erg krap. Het idee was om rond 14:00 is Zwaag te zijn. Ik heb teveel tijd verloren. Ik zet de motor aan, haal de gennnaker weg en bel Corry dat ik met een klein half uurtje in de haven ben.
Als de boel opgeruimd is, ben ik de havenmeester. Verbaasd kijk ik op mijn telefoon. Het is pas kwart over twaalf. Stom, de plotter staat nog op zomertijd. Ik had gewoon door kunnen zeilen. Enfin… De havenmeester bij WSV Hoorn vraagt of ik met de camper komt. Eh, nee. Gewoon met de boot. ‘Oh ja’, zegt ze ‘dat kan natuurlijk ook’. Er komen duidelijk niet veel bootjes in de winter.
Klein kwartiertje later lig ik in de box. Schoon schip maken, nog een keer terug naar het havenkantoor om ook de stroom aan te laten zetten en dan Corry opvangen bij de parkeerplaats.